magazine_cover
© 2007-2024 Elvismatters vzw
Elvis and Elvis Presley are Registered Trademarks of Elvis Presley Enterprises Inc.
ElvisMatters is an officially recognized Elvis Presley Fanclub.
   
 
Stax
 
1973: here I stand like an open book

Elvis at STAX

Eindelijk… Na jarenlang wachten, heeft het verzamelaars-label Follow That Dream de “droom” van vele fans laten uitkomen. Met de dubbel-CD “The Stax Recordings” worden de meest memorabele studio-opnames uit 1973 gebundeld. Elvis nam liefst 36 nummers op bij Stax, ook al dreigde de eerste opnamedag op een flop uit te draaien. De LP’s “Promised Land”, “Good Times” en zeker “For Ol’ Times Sake” werden grotendeels met Stax-materiaal samengesteld. En ook al konden ze destijds geen miljoenen fans begeesteren (de verkoop strandde al na enkele honderdduizenden verkochte albums), toch spreken ze vandaag méér dan welke andere studio-sessie ook, tot de verbeelding. In de legendarische seventies, waren de Stax-sessies een sleutelpunt in Elvis’ muzikale carrière. Hoogste tijd, vonden we, om deze twee sessies onder de loep te nemen.

Door Peter Verbruggen


1973 was een rollercoaster-jaar voor Elvis. Amper 2 weken in het nieuwe jaar, bereikte hij met ‘Aloha from Hawaii’ een publiek van meer dan één miljard kijkers. Méér mensen volgden deze verbluffende show live op televisie dan er mensen naar de eerste wandeling op de maan keken. De plaat haalde in geen tijd platina. Meer nog: het was de alleereerste dubbel-LP die met het nieuwe technologische hoogstaande Quadrofonica-geluid (dubbele stereo) meer dan één miljoen exemplaren verkocht.
Tegelijk rijfde Elvis op aangeven van Colonel Parker een mega-som van 5,4 miljoen dollar binnen voor de verkoop van zijn hele back-catalogus. Een domme zet in het licht van de miljoenenverkoop die later zou volgen, maar op dat ogenblik een astronomisch hoog bedrag (waarmee Elvis een jaar later ook zijn Lisa Marie zou bekostigen).
Tegelijk bracht 1973 ook zijn dieptepunten. In 1972 was het al duidelijk dat Elvis en Priscilla elk hun eigen weg zouden gaan (zelfs bij de Madison Square Garden-concerten was ze er al niet meer bij), maar in 1973 kwam the Point of No Return, toen Elvis z’n handtekening zette onder de echtscheidingsdocumenten.
En terwijl het geld aan de ene kant massaler dan ooit binnenstroomde en Elvis na de scheiding een moeilijke periode doormaakte, waren er nog de contracten. Door de verkoop-deal aan RCA, ging Elvis ook een nieuw contract aan met platenfirma RCA. De opdracht was duidelijk: 8 singles en 2 full albums per jaar. Er moest dus opgenomen worden, en liefst genoeg zodat de producers niet om materiaal verlegen zaten, zoals in 1972 bijna gebeurd was door het vele touren en de opnames voor ‘On Tour’.
Tegen 1973 had Elvis een uitgesproken voorkeur om dichtbij huis op te nemen. De hele echtscheidingsprocedure kluistert Elvis aan z’n enige echte houvast: Graceland. Als Colonel Parker zijn protégé fijntjes aan de nieuwe contractuele afspraak herinnert – 2 LP’s en 8 singles per jaar – laat Elvis voor het eerst in z’n carrière merken dat een studiosessie voor hem niet meteen hoeft. Wat een maand uitgesteld kan worden, levert hem een extra maand rust op. Maar RCA denkt er duidelijk anders over. In een brief van 29 juni 1973 vraagt George Parkhill duidelijk waar Elvis wil opnemen, om de zomercampagne voor te bereiden: California of Tennessee (Nashville) zijn beide OK. Elvis zelf, heeft geen zin in een verre verplaatsing. Als Marty Lacker Elvis voorstelt om amper een paar km verder op te nemen bij Stax, ziet Elvis er de voordelen van in: geen vreemde hotels meer, en geen oeverloze discussies met muzikanten die zijn muziek niet aanvoelen.
Overigens had Marty Lacker ook zijn redenen om Elvis richting Stax te pushen: Lacker was net in dienst van de studio, en zag zijn kans schoon om zich meteen te bewijzen. Felton Jarvis, de producer van de sessie, had geen bezwaar. In 1969 nam Elvis óók in Memphis op, bij de American Sound Studio, en dat had een schat aan materiaal opgeleverd. Wellicht in de overtuiging dat een Memphis-studio én vertrouwde gezichten the King zouden inspireren, zorgde Felton er ook voor dat dezelfde muzikanten van de ’69 sessies, ook nu weer beschikbaar waren. De TCB Band was even niet nodig, met uitzondering van James Burton en Ronnie Tutt. Ook Felton voelde de druk van hogerhand: als deze sessie zou floppen, was het over en voorbij voor hem. Binnen de RCA-top was vooral Joan Deary belust op de job van Felton, en elke misstap zou ze naar de RCA-directie uitvergroten.
Stax – dat overigens in 1974 bankroet zou gaan door mismanagement – was ook geen kleine speler: het leverde miljoenenhits op, met ondermeer Otis Reading en Aretha Franklin als bekendste namen.
De sessie zou op 20 juli van start gaan, onder de strengste veiligheidsmaatregelen. Deanie Parker, die toen als secretaresse bij Stax werkte, herinnert zich de omstandigheden nog: “Niemand van de vaste Stax-medewerkers mocht in de buurt komen, op Larry Nix en ik na. Larry kende de technische details van de opnameruimte, en ik werd aangesteld als lokale coördinatrice ingeval er om eten, drank of wat anders gevraagd werd.” De vaste Stax-muzikanten waren minder gelukkig met deze gang van zaken. Deanie: “Stax is een typische soul-studio. We hebben die sfeer altijd bewust in leven gehouden, ook qua mentaliteit. Als een sessie ’s nachts moest doorgaan, dan gebeurde dat ook – soul komt op de meest bizarre momenten van de dag naar boven. Daarom hadden we geen echte huurperiodes. Muzikanten kwamen en gingen, en wachtten desnoods ter plaatse hun beurt af. Bij Elvis was dat anders, al zal hij zelf niet geweten hebben dat zijn komst zoveel vragen opriep. Onze vaste muzikanten begrepen niet waarom ze niet meer welkom waren, en nog minder waarom de studio 8 dagen lang ontoegankelijk was. Hun vaste verzamelplaats werd plots ingenomen door een groep mensen die ze nooit eerder gezien hadden. Het was een ‘rare’ sfeer.”
De sessie zelf, begon onder het slechtst denkbare gesternte. De eerste dag daagde Elvis helemaal niet op, tot wanhoop van Felton Jarvis, die de kostbare minuten zag wegtikken. Ook de tweede dag, 21 juli, begint in mineur, met wachtende muzikanten… zonder Elvis. Pas ’s avonds laat, als de sessie bijna afgeblazen wordt, daagt Elvis op met Kang Rhee, Linda Thompson en Lisa Marie bij zich. Nadat hij eerst uitgebreid de tijd neemt om zich thuis te voelen in de studio, mag de tape beginnen lopen. Elvis neemt meteen de twee Leiber/Stoller songs op, die voor hem klaarliggen: If You Don’t Come Back en het ongewone Three Corn Patches. Het was voor het eerst in 5 jaar overigens, dat Elvis weer materiaal van het schrijversduo uit New York opnam. De avond werd afgerond met een stille, breekbare versie van “Take Good Care of Her”, een nummer dat zwaar op z’n gemoed werkte, met de echtscheiding ‘always on his mind’.
Dag drie was een pak productiever, met opnieuw twee songs van dezelfde pen: I’ve Got A Thing About You Baby en het prachtige For Ol’ Times Sake, beide van Tony Joe White, die Elvis eerder al Polk Salad Annie geschonken had. Met die nummers achter de kiezen, voelde Elvis zich goed genoeg in z’n veld om ook het ‘ruigere’ werk aan te pakken: Raised On Rock van Mark James (die ook Suspicious Minds had geschreven), Find Out What’s Happening en het bluesy Just A Little Bit. Ook al was Felton uitermate tevreden, toch eindigde de dag niet vlekkeloos. Door de vertraging, hadden enkele muzikanten geen andere keus dan te vertrekken: ze hadden elders een sessie gepland, en moesten vervangen worden. Zouden nog volgen: het misschien wat minder geïnspireerde Girl Of Mine en Sweet Angeline. Toen later ook Elvis’ microfoon gestolen bleek, was de emmer meteen vol: Elvis vertrok even snel als hij gekomen was, en weigerde nog één voet in de studio te zetten.
Felton Jarvis was wellicht de meest ongelukkige man in de hele studio: met deze ‘buit’ zaten er niet eens 4 singles in. Maar ook de muzikanten hielden geen goed gevoel over aan het Stax-avontuur. Zo zei Reggie Young (gitaar) over die juli-sessie: “Het verschil met januari ’69 was enorm. Toen hadden we persoonlijk contact en overlegden we elke stap. In 1973 daagde hij niet of te laat op, en nam nauwelijks de tijd om zich voor te bereiden. Hij deed niet de moeite die we van hem gewend waren. Ik herinner me ook dat zijn entourage zo groot was, dat ik bijna medelijden kreeg. Zelfs Felton ging mee in die hype. Op de tweede dag begonnen we pas om 3 uur ’s ochtends te werken, en ik denk dat niemand het me kwalijk kan nemen dat ik bij het wachten een paar keer flink geeuwde. Felton zag dat, en reageerde nogal bits: ‘Reggie! Dat doe je niet als The King er is.’ Ik lachte en dacht nog dat het een grap was, maar het was geméénd. De sessie was even snel voorbij als ze gekomen was. Ik hou me liever Elvis in de American studio’s voor ogen, dan bij Stax.”
Ook Tony Joe White herinnert zich nog hoe afgeschermd Elvis was. “Ik hou een bitterzoete herinnering over aan Stax”, zegt hij. “Op dat moment woonde ik in Memphis. Elvis had mijn ‘Polk Salad’ al opgenomen, en uit dank had hij me zelfs op zijn kosten laten overvliegen naar Las Vegas, waar ik één van z’n shows kon bijwonen in de VIP-loges. Well… op zekere nacht rinkelt de telefoon. Ik dacht dat het 4 uur in de ochtend was. ‘Hallo, wie is dat?’, vroeg ik met een stem die het midden hield tussen verontwaardiging en slaperigheid. Aan de andere kant vroeg een stem met een zwaar Duits accent of ik enkele demo’s had voor Elvis. Later bleek dat het Freddy Bienstock was, die voor Elvis de platendeals regelde. Ik vertrouwde het zaakje niet. Pas toen ik hoorde dat ook Felton Jarvis er was, zei ik: ‘OK, ik kom’. Met drie tapes onder de arm, reed ik naar Stax. Nu moet je weten, Stax lag toen in de donkerste, minst veilige wijk van Memphis. Ik parkeerde mijn auto, en in het donkere steegje kwamen twee mannen met een lange jas naar me toe. Ik dacht écht dat ik in de val gelopen was. Tot één van hen in een mengelmoes van Duits en Engels vroeg: ‘Are zyou Tony Joe White? Did zyou bring zee tapez?’ Uiteindelijk mocht ik binnen in één van de controlekamertjes, waar de twee mannen naar mijn demo’s luisterden. Hàlf luisterden, eigenlijk. Na een paar maten, haalden ze de tape weer van de machine. ‘OK, we like zeese two. Zee other not.’ Toen ze me duidelijk maakten dat ik mocht gaan, drong ik nog aan om Elvis een hand te geven. ‘No, he has no time’, zeiden ze. Gelukkig stapte op dat moment net Felton Jarvis binnen, die me meteen herkende en me tot bij Elvis bracht. ‘Het is dus tóch geen Italian Movie’, dacht ik nog. Toen ik weer naar huis reed, zat ik met m’n gedachten vooral bij Elvis. Hoe kan het dat iemand met zo’n fenomenale stem ànderen laat kiezen welke nummers hij wel en niet wil doen? Elvis had die derde song niet eens gehoord, toen het nummer al afgekeurd werd. Triest, eigenlijk.”


Hoe desastreus de juli-sessie ook mag gelopen zijn, in december was Elvis klaar voor een tweede ronde. Op dat ogenblik, was de scheiding met Priscilla afgehandeld, en kon Elvis zich duidelijk weer focussen op ‘het werk’. Anders dan in juli, stond Elvis er dit keer op dat hij zijn live muzikanten meebracht voor de héle sessie: Ronnie Tutt, James Burton, David Briggs... De openingstrack van de december-sessie was meteen een schot in de roos. Elvis koos voor de uptempo gospel I Got A Feeling In My Body van Dennis Linde (‘Burning Love’). Elvis goodie zich helemaal in het nummer, en het is niet eens moeilijk je zijn karatebewegingen voor te stellen. Dezelfde dag nog, rondde hij het grappige You Asked Me To af, de wondermooie ballad It’s Midnight en de sexy If You Talk In Your Sleep. Elvis had merkbaar zin in de opnames, en in plaats van weer naar Graceland te rijden, liet hij een reeks breedscherm tv’s aanslepen, om de avond match te volgen, en bestelde hij 300 hamburgers voor de hele crew.
RCA had inmiddels lessen getrokken uit de faliekante eerste Stax-dagen. Uit voorzorg wordt een truck boordevol technisch materiaal naar Stax gestuurd, samen met 4 geluidstechnici.
Wellicht speelde ook de herwonnen artistieke vrijheid ook in Elvis’ voordeel. In juli had hij zich strikt moeten houden aan de songs die hem werden voorgeschoteld, maar door het ‘halve werk’ dat Elvis toen had afgeleverd, had Felton de vrijheid om zonder noemenswaardige beperkingen nieuwe songs uit Nashville binnen te trekken. De dagen erop, volgde de ene topper na de andere: Promised Land van Chuck Berry (met zelfs een stukje Columbis Stockade Blues ertussen, If That Isn’t Love van Dottie Ramble, en zelfs Talk About The Good Times van z’n vroegere gitaarheld Jerry Reed. Maar de absolute hoogtepunten, waren toch de hartverscheurende ballads Loving Arms en Good Time Charlie’s Got The Blues. Pure emotie, recht uit het hart. Zoals hij in juli dat jaar al zong: “Here I Stand Like An Open Book…” Ook in dat rijtje de klassiekers My Boy (2 takes slechts) en Help Me – dat al bij de eerste take als een huis stond.
Het nieuwe materiaal werkte aanstekelijk, en Elvis plukte nummer na nummer uit de stapel demo’s: She Wears My Ring, Spanish Eyes, Your Love’s Been A Long Time Comin’, … Eén keer slechts haakte Elvis af, bij de repetie van WeHad It All, een nummer van Waylon Jennings. Elvis probeerde en probeerde, tot hij uiteindelijk opgaf: “Ik denk niet dat ik dit kan verbeteren”, zei hij, en hij liet het nummer voor wat het was.
Op 15 december – 5 dagen na de eerste opnamedag – waren de meeste nummers ingeblikt. Het was al 4.30 uur ’s nachts, en Elvis luisterde keer op keer opnieuw naar de mastertakes via het geluidssysteem van de Stax studio. Met de zon die stilaan opkwam, maakten de meeste muzikanten zich klaar om de rest van de (korte) nacht thuis of op hotel door te brengen. Ee dag later zouden ze opnieuw paraat moeten zijn, voor de laatste nummers in deze reeks. Maar toen onverwacht Vernon de studio bezocht, kreeg Elvis wéér een artistieke ingeving. Met zijn vader in de studio, wilde hij nóg wel een nummer op tape zetten: het doorleefde ‘Honky Tonk Angel’ van Conway Twitty. Eén voor één werden de muzikanten weer binnengeroepen, zodat de sessie nog een onverwacht muzikaal staartje kreeg. Elvis houdt de regie dit keer strak in handen, en roept z’n muzikanten tot orde: “Straighten Up, Norbert! You too, David.” Elvis op z’n allerbest: lachend met z’n vrienden, maar tegelijk de zachte leidende hand, en een onevenaarbaar artistiek talent waarmee hij van elk nummer een pareltje maakte.
Experts zijn unaniem lovend over de opnames van december ’73. “Vooral ‘My Boy’ is een bewijs van de manier waarop Elvis zich voelde”, zegt Ernst Jorgenson. “Zijn stem klinkt helder en krachtig, nog beter zelfs dan bij het begin van de sessie. Het lijkt alsof die eerste nummers een helend effect hadden op hem.” De woorden die Elvis zingt, voelt hij in het diepst van z’n vezels. Na de tweede take vraagt Felton toch nog een derde poging voor My Boy, maar Elvis wijst het meteen af: “Damned, I can’t sing it no more.”

Elvis zou nooit meer terugkeren naar Stax, waar hij op minder dan zes maanden tijd furieus was buitengelopen én tegelijk de mooiste songs uit z’n carrière had opgenomen. Met kerstmis voor de boeg, besloot Elvis het de rest van de maand rustig aan te doen. Kerst en Nieuwjaar worden op Graceland doorgebracht. Vernon, die de boekhouding bijhoudt, ziet bijna sterretjes als hij het jaarinkomen van Elvis optelt: 143.000 dollar aan rechten voor speelfilms, 3.9 miljoen dollar aan opbrengsten van live concerten en 4,2 miljoen dollar aan muziekrechten (met aftrek van belastingen). Muzikaal mag 1973 dan wel een jaar met ups en downs geweest zijn, op financieel vlak was er niets waar Vernon of de Colonel zich zorgen moesten om maken.

gepubliceerd op 07 september 2007 door Ron Rutten.
Overname van dit artikel is toegestaan mits met bronvermelding: www.elvismatters.com. ©2007.
 
Follow ElvisMatters on Twitter
FTD 5" - Unchained Melody