magazine_cover
© 2007-2024 Elvismatters vzw
Elvis and Elvis Presley are Registered Trademarks of Elvis Presley Enterprises Inc.
ElvisMatters is an officially recognized Elvis Presley Fanclub.
   
 
I Believe
 
I Believe, The Gospel Masters

‘I Believe’ verzamelt alle gospel-masters van Elvis in één pakket van vier CD’s. De eerste drie CD’s bevatten alle zogenaamd “kerkelijke liederen” die Elvis in de studio opnam, in volgorde van opname. De vierde schijf bevat aanvullende masters van gospelsongs die gebruikt werden in Elvis’ films, zijn comeback TV special in 1968 en live-opnamen van concerten. De laatste CD bevat ook 2 fragmenten van Elvis die in een informele setting religieuze songs brengt. Op het eerste hoor je Elvis met J.D. Sumner and the Stamps na een lange dag van opnemen in de RCA Hollywood studio op 31 maart 1972. De laatste opnamen zijn afkomstig uit 1966 toen Elvis zich in zijn woning in Los Angeles voorbereidde voor het album ‘How Great Thou Art’.
-- Door David Hamal


Het mag de gewone muziekliefhebber, die geen die-hard Elvis fan is, verrassen dat Elvis in zijn hele carrière slechts drie Grammy awards won. Wat nog vreemder lijkt is dat geen van deze awards bestemd was voor één van zijn grote hits of zijn revolutionaire Rock and Roll opnamen. De Grammy’s werden telkens uitgereikt als erkenning voor zijn gospelmuziek. Elvis was zelf wellicht het meest opgetogen om erkenning te krijgen voor de opnamen van gospel muziek, waar hij zo veel van hield, dan voor de appreciatie die hij kreeg voor zijn Rock, Pop en Country muziek. Gospelmuziek heeft immers van kleins af aan als een rode draad door Elvis’ leven gelopen.
De kleine jongen uit het woelige Mississippi werd al op jonge leeftijd geconfronteerd met Gospel. Zijn moeder Gladys vertelde ooit: ‘Toen Elvis nog een kleine jongen was ging hij in de kerk altijd bij het koor staan en probeerde met hen mee te zingen. Hij was te klein om de woorden te kennen, maar de melodie kon hij meeneurieën.’ Toen hij wat ouder was glipte hij met vrienden binnen in de levenderige diensten van de zwarte gemeenschap in Tupelo en later in Memphis. Samen met zijn ouders en eerste vriendinnetje Dixie zou Elvis vaak naar de ‘All-Night Gospel Sings’ in het Ellis Auditorium van Memphis gaan luisteren. Glady’s favorieten waren ‘The Blackwood Brothers’ terwijl Vernon en Elvis genoten van ‘The Statesmen Quartet’ met hun fenomenale baszanger ‘Big Chief’. Elvis ging zo op in de muziek dat hij elke gospel die ooit geschreven was, kende.
Op 18-jarige leeftijd zou Elvis op auditie gaan voor ‘The Blackwood Brothers Junior Quartet’ hij was enorm teleurgesteld dat hij niet goed genoeg bevonden werd en ze hem vertelden dat hij niet kon zingen.

The Jordanaires
Elvis ontmoette ‘The Jordanaires’ voor het eerst backstage tijdens een concert van Eddy Arnold op 31 oktober 1954. De groep had zichzelf op dat moment al bewezen als Gospelgroep. Dankzij DJ Bob Neal (later Elvis’ eerste manager) kon Elvis even met groepslid Hoyt Hawkins spreken en vertelde hem: ‘Ik zou graag hebben dat een groep als The Jordanaires met mij zouden zingen. Misschien als ik ooit hetzelfde succes heb als Eddy Arnold.’ Op 22 juni 1956 kwam een droom van Elvis in vervulling. Die dag maakten The Jordanaires hun debuut als Elvis’ vaste achtergrondkoor. Gordon Stoker, lead tenor van de groep, had al enkele keren opgenomen in de studio met Elvis, maar dit was de eerste keer dat er met het volledige kwartet gewerkt werd. De daaropvolgende 12 jaar zou de groep onafscheidelijk zijn van Elvis.
Elvis had in zijn drukke schema weinig tot geen tijd om echt naar de kerk te gaan, maar de muziek was steeds bij hem. Van hotelkamer tot in de wagen tijdens de lange verplaatsingen, Elvis zong steeds mee. Een bewijs hiervan werd bij toeval opgenomen op 4 december 1956, de dag dat Elvis, Carl Perkins, Jerry Lee Lewis en Johnny Cash een uur of twee een informele jamsessie hielden. Eén van de songs die Elvis toen zong was ‘(There’ll Be) Peace In The Valley (For Me)’. Amper enkele weken later besloot Elvis de hymne te brengen op de nationale TV in wat zijn laatste optreden in de Ed Sullivan Show zou worden.
Tijdens een gewone opnamesessie in januari 1957 werden ook vier religieuze songs opgenomen voor een EP (Extended Play Record). ‘I Believe’ was één van de eerste gospelsongs die Elvis samen met The Jordanaires opnam. Gordon Stoker speelde orgel en zong op hetzelfde moment zijn tenorpartij. In die dagen waren het aantal sporen voor een opname beperkt en werd hij verplicht de twee op hetzelfde moment op te nemen.
Er gingen 400.000 stuks van over de toonbank, bijna evenveel als een gewone EP-uitgave met het rock ‘n’ roll-repertoire van Elvis. De vier gospels van die bewuste EP werden later gecombineerd met acht kerstliedjes en vormden zo Elvis’ eerste Kerst album.
Tijdens zijn legerdienst in Duitsland leerde Elvis Charlie Hodge kennen. Charlie zong bij de ‘Foggy River Boys’. Door hun gelijklopende muzikale achtergrond werden de twee al snel vrienden. Samen met Red West speelden en zongen Elvis en Charlie hun favoriete muziek tijdens de vrije uren van het leger. Toen het einde van zijn legerdienst in zicht kwam in maart 1960 begon Elvis te werken aan songs die hij wou opnemen van het moment hij terug een gewoon burger zou zijn. Naast nieuwe songs repeteerde hij ook Gospelsongs. Huisopnamen van ‘His Hand In Mine’ en ‘He Knows Just What I Need’ suggereerden dat Elvis klaar was voor de opname van een Gospel album.

Marathonnacht
Dat Gospel album kwam echter niet onmiddellijk na de terugkeer naar het burgerleven. Het duurde drie nummer 1-hits, twee albums, 1 film – en 2 in de planning – eer de tijd rijp was voor een volledig album met enkel Gospelsongs. Op één nacht tijd werden op 30 oktober 1960 maar liefst 13 songs opgenomen die samen het album ‘His Hand In Mine’ vormden. Het was haast een eerbetoon aan al de Gospelkwartetten die hij als kind en tiener zo bewonderde. Het repertoire kwam voornamelijk van songs die ook gebracht werden door ‘The Blackwood Brothers’ en ‘The Statesmen Quartet’. Ander materiaal leerde Elvis kennen via Charlie Hodge die hem in het leger kennis liet maken met het werk van ‘The Golden Gate Quartet’. Elvis had zelfs de kans om deze groep te ontmoeten tijdens één van zijn uitstappen naar Parijs. Elvis had de zeldzame gave om de drie stijlen van deze groepen te mengen en naar zijn hand te zetten. De talloze uren van stemoefeningen die hij zichzelf oplegde in Duitsland hadden zijn stem ook doen veranderen van een bariton naar een tenor. Dit was een compleet nieuwe Elvis.
Elvis had het talent om naar een song te luisteren en het onmiddellijk daarna op te nemen zonder dat hij de tekst voor zich moest hebben. ‘Joshua Fit The Battle’ was een song die hij niet kende toen er besloten werd het op plaat te zetten. Na enkele repetities was hij klaar voor de opname. Hij zong de tekst van ‘Joshua’ volledig uit het hoofd. Als je naar de track luistert merk je op dat dat geen simpele opdracht is. Het album ‘His Hand In Mine’ haalde de dertiende plaats in de hitlijsten. Een ongelofelijk resultaat voor een religieus album. Nog indrukwekkender is dat het album de daaropvolgende decennia is blijven verkopen en geschat wordt op een verkoop van 1,5 miljoen exemplaren.
Elvis nam tijdens de sessies voor ‘His Hand in Mine’ nog een song op die het album niet haalde. Logboeken registreerden de track als ‘no master’. In 1965 zat Elvis in een periode waarin hij enkel soundtracks voor zijn films opnam. RCA en Colonel Parker wilden voor Pasen een nieuwe single uitbrengen. Er werd in de archieven gedoken en men kwam terecht bij de vier jaar eerder opgenomen ‘no master’. De song bleek het prachtige ‘Crying In The Chapel’ te zijn. Niemand kon voorspellen dat de single meer dan 1 miljoen keer zou verkocht worden in de USA en op de eerste plaats zou komen in de UK.
Colonel Parker miste nooit een gelegenheid om een succesvolle formule te herhalen en het was verleidelijk om het succes van ‘Crying In The Chapel’ niet proberen te evenaren. Voor Pasen 1966 nam RCA vier titels van ‘His Hand In Mine’ en bracht ze uit op twee singles. Helaas werd het allesbehalve een succes met amper 40.000 verkochte exemplaren per single.
In 1966 kende de platenverkoop van Elvis een dieptepunt. De voorbije drie jaar werd enkel aandacht besteed aan het opnemen van films en de bijhorende soundtrack. Los van de drie songs die Elvis in januari 1964 opnam was het jaren geleden dat Elvis nog de studio indook om songs op te nemen die hem inspireerden. In tussentijd was de hele muziekcultuur veranderd. Sinds 1963 maakte de wereld kennis met de invasie van de Britse groepen, folk-rock en Motown. Het zou logisch zijn om te denken dat Elvis deze veranderingen ook niet ontgaan waren en dat hij de kans zou nemen om zich ook in dit vernieuwd poplandschap te laten opmerken.

Eerste Grammy
Toen RCA vier dagen lang een studio boekte in mei 1966 leek alles te wijzen op een comeback. In elk geval kreeg Elvis de kans om terug zijn eigen materiaal te kiezen in plaats van gebonden te zijn aan opgelegde soundtracks. Er werden vijf moderne songs opgenomen die zeker niet slecht waren, maar zeker niet het materiaal bevatten dat het tanende commerciële succes van Elvis terug op de rails zou zetten. Elvis had een compleet ander project in zijn hoofd. Maandenlang had hij samen met Charlie Hodge en Red West in zijn woning in Los Angeles geluisterd naar tientallen platen. Ze maakten een compilatie van ‘Jimmy Jones and The Harmonizing Four’. Elvis vroeg aan RCA om hun zwarte baszanger in te huren. RCA slaagde er niet in om Jimmy Jones te pakken te krijgen, maar ze deden Elvis een tegenvoorstel. De tenor van ‘The Statesman Quartet’, Jake Hess, had pas een nieuwe groep opgericht, ‘The Imperials’. Elvis besloot om hen samen met ‘The Jordanaires’ te gebruiken en voegde er nog eens drie vrouwelijke stemmen aan toe. Dit maakte een groep van 12 zangers, Elvis inbegrepen.
Het is tijdens deze sessie dat Elvis kennis maakt met Felton Jarvis, die op dat moment pas in het vak zit. Het gevoel dat Felton in de opnamen wou leggen en zijn visie op muziek sprak Elvis aan, en het klikte meteen tussen de twee. Terwijl ‘His Hand In Mine’ duidelijk een eerbetoon was aan de oude Gospelgroepen was het nieuwe album ‘How Great Thou Art’ van een heel ander soort. De toon was opmerkelijk donkerder waardoor de veranderingen in Elvis’ stem, de aanpak, het repertoire en de arrangementen duidelijk naar voor kwam. De snellere nummers werden gestuwd door een duidelijk luidere ritme sectie, de kracht van het grote koor en het gevoel van opwinding.
‘How Great Thou Art’ werd Elvis’ favoriete Gospel. Toen The Jordanaires de titel voor het eerst lieten vallen, had Elvis nog nooit van de song gehoord. The Jordanaires zongen het voor en Elvis was er meteen voor te vinden om het op te nemen. Het album werd negen maanden na de opnamesessies uitgebracht en haalde de achttiende plaats in de album hitlijst, weer een respectabel resultaat voor een Gospel album. De echte beloning kwam pas een jaar later toen Elvis voor dit album zijn eerste Grammy uit zijn carrière mocht ontvangen. Het werd één van Elvis’ best verkochte albums aller tijden, met een geschat resultaat van meer dan 3 miljoen exemplaren in de USA.
In september 1967 waren er opnieuw sessies in Nashville met het doel om extra tracks voor de soundtrack van ‘Clambake’ op te nemen, aangevuld met een aantal nieuwe singles. Eén van die singles zou een Gospel worden. ‘We Call On Him’, pas gecomponeerd door Ben Weisman, was een ernstige kandidaat. Maar zoals vaak was onvoorspelbaarheid de norm bij Elvis. Op de laatste avond van de sessies ging hij aan de piano zitten en vroeg om het licht te dimmen. Hij speelde ‘You’ll Never Walk Alone’ herhaaldelijk na mekaar, zonder pauze. Felton Jarvis nam de tapes en mixte er een master van met een duurtijd die geschikt was voor de radio. Het lied werd geen commercieel succes, maar leverde wel een nieuwe Grammy nominatie op.
In die periode was het al normaal geworden dat Elvis Gospel songs wou opnemen tijdens eender welke sessie als hij er tijd voor kon maken. Op het einde van de jaren 60 waren er zo vier Gospelsongs in films geslopen. Tijdens de 68 Comeback Special was er niet enkel de Gospelmedley, maar ook de krachtige nieuwe compositie ‘If I Can Dream’.
Toen Elvis met hernieuwde energie ging opnemen na de comeback in 1968 bleef het toevoegen van Gospelsongs een vaste waarde tijdens de sessies. De legendarische Memphis sessies uit 1969 bracht ‘Who Am I’ terwijl de marathon sessies uit juni 1970 de drie Gospels ‘I Was Born Ten Thousand Years Ago’, ‘Life’ en ‘Only Believe’ opleverden.

Stax-ommekeer
Aangemoedigd door de productieve sessies van juni 1970 – die resulteerde in 34 masters – legde Jarvis sessies vast in de week van 15 maart 1971. De ambitieuze agenda had als doel om drie volledige albums op te nemen en een aantal singles om een jaar mee verder te kunnen. Eén van de albums werd de Gospelplaat ‘He Touched Me’. De nieuwe en jongere band die op de plaat speelde zorgde voor een sound die heel verschillend was van Elvis’ vorige Gospelalbums. Ook het repertoire was afwijkend van vorige uitgaven. Traditionals als de Mahalia Jackson klassieker ‘An Evening Prayer’ werden afgewisseld met nieuwer materiaal van moderne Gospelcomponisten. Ook dit album kwam uit rond de paastijd maar in tegenstelling tot de twee voorgaande Gospel albums was de impact in de hitlijsten veel minder. De echte erkenning kwam later met een nieuwe Grammy Award en een verkoop die uiteindelijk toch het miljoen oversteeg.
In de zomer van 1973 had Elvis een nieuw contract met RCA en de kaarten lagen daardoor anders op tafel. Dit keer was het RCA dat vroeg om een nieuw Gospelalbum en was het Elvis die twijfels had over het project. De sessie van juli 1973 in de Stax Studios leverde geen enkele Gospel song op, en de sessie van december amper drie. Deze songs verschenen uiteindelijk op een pop album en smolten samen met de andere genres die Elvis wou opnemen. Het werd een soort portret van Elvis’ muziek, zonder onderscheid in genre, oorsprong en uitvoering.
Gospel ging niet enkel deel uitmaken van Elvis’ albums, maar ook van zijn concerten. Toen Elvis in zijn thuisstad Memphis in maart 1974 optrad, werden er drie live opvoeringen van Gospels door RCA opgenomen. Die live uitvoering van ‘How Great Thou Art’ leverde Elvis zijn derde Grammy Award op.

gepubliceerd op 15 mei 2009 door Olav Pawlenko.
Overname van dit artikel is toegestaan mits met bronvermelding: www.elvismatters.com. ©2009.
 
Follow ElvisMatters on Twitter
FTD 5" - Closing Night